woensdag 14 november 2018

New Split Series #5 - Stilte

Kant A:

"'Ergens moet het toch stil zijn...' Het klonk meer vragend dan overtuigd. 'Ergens, in een wild, zuiver landschap, in een lucht die nog niet is vergiftigd door het lawaai van de propaganda, door de leugens van de politiek. Ik droom van oerwouden of van grenzeloze prairies, van steppen of gebergten. Het gebied dat mijn vaderland moet worden is misschien kaal, maar ik verlang er onschuld van, zoals van een vrouw. De grote gave die ik eraan afsmeek is stilte.' 
[...] 'Ik vrees, beste man, dat u overdreven ideeën heeft over de grenzeloze omvang van onze planeet. Hij is klein geworden. De beschaving omspant hem, en de welkome gemakken daarvan brengen overal hun problemen met zich mee. Dat hoef ik u toch niet uit te leggen, beste doctor Deutsch?' 
Zijn stem werd strenger, maar kreeg meteen weer een weemoedig gedempte klank. 'U denkt dat u minder veeleisend bent geworden, maar in werkelijkheid eist u het moeilijkste, kostbaarste, zeldzaamste. Onschuld en stilte, waar vinden we die? Hier toch niet!' besliste de zieke met een spottend medelijdend glimlachje. 'Beste, arme vriend, hier toch niet.'"
(Klaus Mann, De vulkaan. Vert. Ria van Hengel. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2018, p.458-459)

Kant B:

"Ik herinner me hoe hij een paar weken eerder op een paar Loyola-studenten was afgestapt die aan het tafeltje naast het onze zaten te babbelen, die copieus het woord like hadden misbruikt, en die nauwelijks even pauzeerden om adem te halen. Ik was geïrriteerd geraakt door de onophoudelijke leegheid van hun woordenuitwisseling, de idiote frequentie van die likes, en ik kon maar niet stoppen met luisteren juist omdat ik geen idee had waar ze het over hadden. Maar ik verduurde het omdat we hier altijd wel afgeleid werden. Peter echter explodeerde. 'Waarom praten jullie zo veel?' gilde hij vanuit het niets naar hen. 'Jullie praten nu al een uur, en hebben nog altijd niets gezegd. Koppen dicht! Koppen dicht!' De studenten hielden hun mond, doodsbang. Peters uitbarsting, hoe schokkend hij ook geweest moge zijn, was volkomen logisch voor mij - niet alleen treurde hij om het verspillen van de woorden, hij verafschuwde ook de morele gelatenheid waarmee ze verspild werden. Voor hem, in wiens strot de graat van de ontheemding voor altijd was blijven steken, was het verkeerd om over niets te praten indien er een eeuwigdurend tekort aan woorden was voor alle afschuwelijke dingen die in deze wereld plaatsvonden. [...] De studenten konden Peters interne ruimte natuurlijk niet doorgronden. Zo immuun als ze waren voor sprakeloosheid, hadden ze geen toegang tot het onzegbare."
(Aleksandar Hemon, Het boek van mijn levens. Vert. Charles Bors en Mauro Veen. Karaat, Amsterdam, 2015, 209-210)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten