woensdag 6 november 2013

Breukvlak #19

 
"Boeren bewonen het landschap; estheten, geografen, historici en vooral toeristen bezoeken het. Bezoekers zijn niet in de streek geworteld die ze bezoeken, maar ook in hun eigen landschap niet, want dan zouden ze niet op reis gaan. Het schijnt dat we moeten kiezen om ofwel in onbewuste binding aan het landschap waarin we wonen en werken onder te gaan, ofwel om ons van ons landschap bewust te worden maar daardoor er tevens van te vervreemden." (1)
Wandelen laat je toe bruggen te slaan over de breukvlakken die onvermijdelijk je pad kruisen - ook in een uitgestrekte wildernis of een rurale uithoek, waar voor de moderne wandelaar niets nog volstrekt ongerept is, want zij/hij neemt minstens steeds ook zichzelf mee, met een inwendig bruggenhoofd tussen overal en nergens.
"There is first of all the problem of the opening, namely, how to get us from where we are, which is, as yet, nowhere, to the far bank. It is a simple bridging problem, a problem of knocking together a bridge. People solve such problems every day. They solve them, an having solved them push on." (2)
De bruggen over Breukvlak #19, tussen de Tivoli- en de Brugstraat en van de Brugstraat naar de Norbertijnerweg, verworden zo tot pleisterplaatsen, momentane plekken waar je met een vluchtige tag je cryptische identiteit bevestigt en achterlaat. Waar je individuele weerzin en afkeer, missie en genoegens durft te verstickeren. Waar je halt houdt, en uitkijkt, en mijmert over je onzekere aanvoelen en verinnerlijken van het diffuse panorama dat deze uiterwaarden van Leuven bieden,
"and probably where these tectonic plates rub against each other is where the sources of pain are." (3)
 Maar meteen is ook
het geluk van de wandelaar [ ] gelegen in de overvloed aan betekenissen die de wereld blijkt te hebben, wanneer zij een ogenblik de beroepsmatige verenging van haar blik vermag te overwinnen om de wereld in haar totaliteit te genieten. Zij geniet van de dingen, dat ze er zijn en dat ze zo zijn als ze zijn.” (4)

Breukvlak #19 is een verstilde delta van rafelranden van de stad, waar contrasten samenvloeien en zich laten ontleden tot haar samenstellende, interactieve delen. Er is geschiedenis, die integraal gekoesterd en met het nu geïntegreerd wordt: de oude moestuin van de Abdij van Park draagt nu onze vruchten… Er wordt gewoond, minder vanuit het uniforme, definiërende geheel van de laat-19de- en vroeg-20ste-eeuwse arbeidersstraten, want Vlaams verhakkeld en verprutst, maar elke andere deur, elk ander venster doet iets van verankering en creatieve betrokkenheid vermoeden… Er wordt bestuurd, als vanuit een ‘nieuwe’ hoog oprijzende burcht, en tastbaar, zoals het tegenwoordig lijkt te horen, verstrengeld met geld en ondernemen - is het dit dat het steriele non-place-karakter van de Philipslaan, met haar anaerobe, versteende waterpartij en misplaatste palmbomen, definieert?... Er wordt doorheen gereisd, en gependeld, van en naar het vervagende hinterland; maar hier zijn spoorlijnen net iets meer de aders die ze zijn, hier zijn treinen net iets minder de loge van waaruit de eendere achterkant aan je voorbij glijdt… En er is de dood: ter wereld gekomen zijn, houdt meteen in dat je je belazerd voelt, om te beginnen door het leven zelf, dat blijkbaar met jou geen uitstaans heeft zonder de dood; misschien gaat dit door je heen op de stedelijke begraafplaats, als een eerste stap naar verzoening, als nieuwe zuurstof voor je zoeken, bijvoorbeeld naar een daad van restitutie voor hen die ons voorgingen en hen die ons nakomen.
"In sterke mate bezit iemand slechts, wat hem ontbreekt, omdat hij het zoeken moet. Zoekend leeft hij. Iedereen zoekt iets." (5)
De (stedelijke) tijd is nooit lineair. Misschien zweven vooral zij die hier niet meer zijn en zij die hier nog niet zijn, hier voltalliger rond dan wij die nu voortdurend zoeken. Zou deze kloot er niet beter aan toe zijn wanneer wij dit met z'n allen zouden voelen?

Elk stadsdeel, hier open en elders verdicht, is een Breukvlak van lagen en gedachten op drift.

____________________

Breukvlak #19 is mijn bijdrage aan een initiërende oefening voor het vak Cultural Policy van de masteropleiding Culturele Studies die ik momenteel volg aan de universiteit van Leuven. Met het oog op het praktische groepswerk dat we op het einde van het academiejaar moeten opleveren, werden alle studenten vooraf in groepjes van vier ondergebracht. Met Anke, Alessa en Chess behoor ik tot Groep 19. Om elkaar beter te leren kennen en interne cohesie te smeden die nodig zal zijn om het eindwerk tot een goed einde te brengen, kreeg elke groep een puzzelstuk van het stadsplan van Leuven toebedeeld dat een stadsdeel afbakende dat we (inter)actief moesten verkennen, om nadien van die exploratie verslag uit te brengen.

(1) Ton Lemaire, Filosofie van het landschap. Baarn, Ambo, 1996, zesde herziene druk, p. 143-144.
(2) J.M. Coetzee, Elizabeth Costello. New York, Viking, 2003, p. 1.
(3) W.G. Sebald aan het woord in: Eleanor Wachtel, "Ghost hunter" in: Lynne Sharon Schwartz, The Emergence of Memory. Coversations with W.G. Sebald. New York/London/Melbourne/Toronto, Seven Stories Press, 2010, p. 56.
(4) Lemaire, p. 146.
(5) Robert Walser, Liefdesverhalen. Amsterdam/ Antwerpen, Atlas, 2007, tweede druk, p. 202.

Merci: Dank aan Incommensurable voor het in herinnering brengen van Ton Lemaires Filosofie van het landschap; ik heb het boek na jaren opnieuw uit de kast genomen en tot mijn verrassing bleek het vol fluoriserende arceringen te staan, zoals ook het citaat over het geluk van de wandelaar. De foto met affiche werd genomen door Alessa.